“Het was een zonnige dinsdag, 20 oktober 2020 om precies te zijn. Ik liep rond tien uur de koffiekamer van ons kantoor binnen voor het ochtendoverleg met mijn team. Collega’s stonden wat bij te kletsen over bewoners, en hadden het natuurlijk - net zoals de rest van Nederland - over corona. Ik was in een vrolijke bui en riep enthousiast: ‘Het gaat goed hè, we hebben nog steeds geen enkele besmetting!’

De volgende dag was de eerste bewoner besmet. Toevallig net een populaire man. Hij zat in een rolstoel, kreeg veel hulp, en reed vaak bij iemand binnen voor een praatje. Snel tellen leerde ons dat hij contact had met zeker 17 bewoners. Ik wist ook dat het virus zich in een voormalig kantoorgebouw met duizend bewoners razendsnel verspreidt. Ik belde mijn contactpersoon bij de GGD en besprak de situatie. Hij zei: ‘Alle bewoners van de drie gangen waar deze man kwam, moeten worden getest.'

Beschermingspakken

Woensdag testte de GGD ruim 100 bewoners op onze locatie. Ondertussen hoorde ik dat meer bewoners waren besmet. Mijn medewerkers kregen van die blauwe beschermingspakken en handschoenen aan. ‘U mag uw kamer niet uit,’ zeiden ze tegen besmette bewoners. ‘Wij brengen u eten en drinken op de kamer.’ Ze hielpen de GGD en haalden bewoners op voor de test. Sommigen wilden niet, maar het moest. De testuitslag werd op vrijdag bekend gemaakt: ruim een derde was besmet met corona. Daar schrok ik behoorlijk van.

Het inmiddels dagelijkse overleg met de veiligheidsregio Drenthe stelde mij niet gerust. Er zou op korte termijn een uitwijklocatie in Haren komen, voor quarantaine en isolatie van besmette personen uit nabijgelegen azc’s. Maar die kon nog niet open. Ik had weer contact met de GGD. Mijn contactpersoon zei: ‘Sluit de drie gangen af. Daar gaan alle mensen in quarantaine. En isoleer de 40 besmette personen in een apart gedeelte van het gebouw.’ Daarna riep ik mijn team bij elkaar. Ik zei: ‘Hoe gaan we dit doen?’

‘Ik ben er!’

In het weekend haalden we de gebouwvleugel met leslokalen en activiteitenruimtes helemaal leeg. Dat werd de isolatieruimte. Huismeesters, woonbegeleiders; iedereen hielp mee. We regelden extra bedden, mobiele douche- en toiletcabines, hekken voor buiten, en extra beveiligers. Er kwamen gescheiden isolatieruimtes voor mannen en voor vrouwen en kinderen. Buiten was een speelveldje voor kinderen. En een plek voor volwassenen om te roken of een frisse neus te halen. Zondag werd het terrein met hekken afgezet.

Tegelijkertijd zeiden medewerkers: ‘Ik heb met zieke mensen contact gehad. We hebben beschermende kleding aan, maar is dat genoeg?’ Ze maakten zich zorgen en waren bang om hun thuisfront te besmetten. Daarom werden zij in het weekend met voorrang getest. Niemand had corona. Een zwangere collega en drie mensen met een onderliggende ziekte haalde ik uit de dienst. Het rooster ging op de schop. Iedereen draaide drie dagen van twaalf uur, in drie groepen die elkaar niet tegenkwamen. Ondanks hun eigen angst zei iedereen: ‘Ik regel het thuis, ik ben er!’  

Emoties

Maandag gingen de collega’s met de GGD alle kamers langs en kregen bewoners de testuitslag. Wie was besmet? Wie moest in isolatie of quarantaine? Sommige bewoners waren verdrietig, anderen opstandig. Een groep alleenstaande mannen was boos. Die weigerden in isolatie te gaan, ze wilden weg. ‘Ik heb nergens last van!’ zeiden ze. Mijn medewerkers zeiden: ‘U bent besmet en kunt anderen besmetten. U gaat dus in isolatie.’ Uiteindelijk verhuisden ook zij maandagavond naar de isolatievleugel.

Mijn team bracht de bewoners in isolatie en quarantaine dagelijks opgewarmde diepvriesmaaltijden, drinken, medicatie. Bij de receptie haalden ze bakjes eten op die medebewoners voor mensen met een dieet hadden gekookt. Ze kochten allerlei merken babyvoeding en sigaretten bij de supermarkt. Ze haalden besmette was op, en brachten die schoon weer terug. Omdat ze door het hele gebouw liepen, was het de hele dag: pak aan, pak weer uit, pak aan, pak uit. Ondanks de drukte namen ze de tijd voor een praatje met bewoners: ‘Hoe is het? Trekken jullie het nog?’

Daarnaast liepen er nog 850 bewoners in het gebouw rond die aandacht nodig hadden. De meesten waren bang om ziek te worden. Toen de testuitslag bekend was, pakten sommige mensen hun koffer en vertrokken naar familie. Die belden we dinsdag op. We zeiden: ‘Prima, maar dan blijf je daar ook een paar weken. Je hoeft je hier niet te melden.’ Gelukkig bleven de meeste mensen in het azc. De informatiebalie was net als altijd twee keer per dag open. Daar konden bewoners terecht met vragen over de asielprocedure of corona.

Hotel

Woensdag 28 oktober, een week na de eerste besmetting, was de heftigste dag. Op advies van de GGD werden toen alle kwetsbare bewoners getest. Mensen met een onderliggende ziekte, zoals diabetes of een hartaandoening. De uitslag was: nóg 35 mensen besmet. In totaal waren 300 mensen getest en hadden 75 mensen corona. ‘Waar moesten al die mensen en hun mogelijk besmette contacten in isolatie en quarantaine?’ dacht ik wanhopig bij mezelf. ‘Dit is niet meer te doen. Teveel bewoners zijn besmet!’

Ik was zó blij toen ik hoorde dat de uitwijklocatie in Haren openging. Een paar dagen eerder dan gepland. Donderdag brachten we de 35 net geteste en besmette bewoners en hun mogelijk besmette contacten met taxi’s en busjes naar het voormalige Nescio Hotel. Dat verliep soepel. Bewoners zeiden: ‘Ha fijn, een hotelkamer met douche en toilet voor mezelf.’ Zo luxe was dat oude hotel niet, maar even een rustige eigen plek konden zij wel waarderen. Bewoners die al een tijdje in de isolatievleugel of quarantainegangen zaten, bleven in het azc.

Rust

Daarna kwam er rust in de tent. Dag na dag kwamen bewoners uit hun isolatie- of quarantainekamer. Voor andere bewoners was er duidelijkheid: als ik besmet raak, ga ik een korte periode naar Haren. Medewerkers waren blij dat ze hun gewone werk weer konden doen, en normale diensten draaiden. Die enorm drukke dagen waren tegelijkertijd leuk geweest, met vaak koffie drinken en ‘Hoe ist?’, veel humor, samen eten. Maar ik zag ook dat mensen moe waren.

Etentje

Op 10 november organiseerde mijn team een etentje. Ik was oma geworden van een kleindochter, en kreeg een grote bos bloemen. Maar we vierden vooral dat niemand meer in het azc in isolatie of quarantaine zat. Tijdens de pizza maakten medewerkers grapjes over mijn uitspraak ‘Het gaat goed hè, we hebben nog steeds geen enkele besmetting!’ Daar was vaker hartelijk om gelachen. Ik prees de inzet van het team. De afgelopen weken deden me denken aan de keren dat ik in allerijl een nieuwe COA-locatie had geopend. Ook dan was het altijd: schouders eronder en alle hens aan dek.

Maar er was ook een groot verschil. Nu speelde de angst om ziek te worden mee. Twee bewoners hadden in het ziekenhuis gelegen, waarvan een in coma. Zij hebben het gelukkig gered, maar we hadden van dichtbij gezien hoe ernstig corona is. Tóch gingen mijn medewerkers keer op keer die kamers binnen. Ze zetten hun eigen angst opzij en gingen honderd procent voor de gezondheid van onze bewoners."

Dit verhaal is eerder gepubliceerd in VreemdelingenVisie februari 2021.

Veilig wonen en werken

Ook in coronatijd moet iedereen veilig kunnen wonen en werken. We hopen dat ook jij en je dierbaren gezond blijven. Michiel Heukers, woonbegeleider in azc Assen, schreef op 25 januari 2021 na zijn avonddienst heel groot ‘Hou vol’ in de sneeuw op de Grote Markt in Groningen. Dat willen wij jou ook wensen. Hou vol!