Voor de alleenreizende jongeren (amv) verwachten we circa 3.700 plekken nodig te hebben. Hoewel dat laatste minder is dan eerder verwacht, is dat met de actuele krapte in de amv-opvang toch een forse uitdaging.
Begin dit jaar heeft het COA maatregelen genomen om extra opvangplekken te creëren. Het is en blijft een stevige opgave om eind dit jaar voor iedereen een plek te hebben. Daarnaast is opvang meer dan een dak boven het hoofd en begeleiding. Het betekent ook veel voor de (huisartsen)zorg, vervoer, scholen, beveiliging en de bedrijfsvoering. Voor al deze sectoren geldt dat er nu al een tekort is aan personeel. Aanhoudende groei vraagt om extra maatregelen waarbij inzet van veel partijen nodig is.
Ingezette maatregelen
Afgelopen jaar zijn de veiligheidsregio’s en gemeenten ingesprongen met het organiseren van crisisnoodopvang. Ondertussen werken gemeenten, samen met het COA eraan om deze locaties zo snel mogelijk af te bouwen of over te nemen. Tot die tijd zijn we blij met CNO-locaties die wat langer open blijven. Omdat het helpt te voorzien in de opvangbehoefte die er nu is. Ook zijn er maatregelen ingezet voor de kortere termijn zoals: het langer openhouden van locaties, atypische opvanglocaties als de cruiseschepen inzetten, meer hotelopvang, het realiseren van flexwoningen bij azc’s en het runnen van kleine opvangvoorzieningen. Op dit moment heeft het COA 81 reguliere en 104 tijdelijke locaties (noodopvang).
Bestuursvoorzitter Milo Schoenmaker: “We zijn een heel eind op weg, wat een behoorlijke prestatie is als je bedenkt dat in 2 jaar tijd het aantal bewoners is verdubbeld. Dat is alleen mogelijk dankzij de inzet van onze medewerkers. Zij zetten zich iedere dag in om mensen op te vangen en te begeleiden, of te zoeken naar nieuwe opvanglocaties, of nieuwe medewerkers. Daar kan ik alleen maar waardering voor uitspreken. En we krijgen ook steun van onze partners in de keten, het rijk, provincies, veiligheidsregio’s en gemeenten. We hebben iedereen nodig om dit te realiseren”.
Impact op bewoners en medewerkers
De constante druk op de asielopvang vraagt veel van iedereen. Asielzoekers wonen nu langdurig op locaties die niet geschikt zijn voor lang gebruik. De leefbaarheid en veiligheid staat onder druk door een te hoge bezetting en vele verhuisbewegingen, dat leidt tot onrust en spanning. Ook de langdurige procedure en de onzekerheid maken mensen moedeloos. Al die tijd staan mensen stil, terwijl rond de 80% uiteindelijk mag blijven in Nederland. Veel van hen hebben alles achter zich gelaten op de vlucht voor oorlog, geweld of vervolging en willen graag een nieuw leven opbouwen, een begin maken. Onze medewerkers begeleiden hen daar zo goed als mogelijk bij.
De COA-organisatie zelf moet verder groeien. Het lukt nog altijd goed om nieuwe mensen te interesseren voor een functie bij het COA. Tegelijkertijd vraagt dat ook om tijd en ruimte om mensen in te werken, wat de druk op de medewerkers verder verhoogt.
Andere oplossingen voor de toekomst nodig
Voorlopig lijkt de vraag naar asielopvang ook na 2023 verder te stijgen. Er is sprake van een structureel vraagstuk, waarbij steeds nieuwe tijdelijke locaties openen (en sluiten) niet de oplossing is. Er moet gekeken worden naar meer reguliere langjarige opvangplekken in het hele land. Dat vraagt om een meerjarige financiering van capaciteit en een evenredige spreiding van locaties over het land. Het COA wil graag samen met gemeenten, vooruitlopend op de parlementaire behandeling, in de geest van de aanstaande ‘spreidingswet’ handelen op het gebied van beschikbaar stellen van duurzame opvanglocaties. Dit gebeurt al in verschillende gemeenten, maar moet nog sneller én door meer gemeenten. De huidige marges zijn krap en er is dus meer nodig om tekorten te voorkomen.
Daarnaast is het nodig dat gemeenten geen beperkingen opleggen als het gaat om de samenstelling van de groep bewoners op een locatie. Dat leidt tot een tekort aan plekken voor bepaalde groepen, zoals alleenreizende mannen, terwijl dat de grootste groep is. Een evenwichtige verdeling is nodig om onnodig verlies van plekken te voorkomen. Het is ook beter voor de leefbaarheid op locaties en het maakt de begeleiding beter uitvoerbaar.