Kansrijke koppeling  aan gemeente

De Rijksoverheid bepaalt elk half jaar het aantal statushouders dat elke gemeente moet huisvesten: de gemeentelijke taakstelling.
Bij deze verdeling wordt gekeken naar het aantal mensen dat  in een gemeente woont. Zo moeten grotere gemeenten meer statushouders woonruimte bieden dan kleinere gemeenten. De prognose voor de gemeentelijke taakstelling wordt berekend door te kijken naar het aantal statushouders dat op 1 januari van dat jaar in de asielopvang verbleef, de taakstelling van de voorgaande periode en de verwachting van het nieuwe aantal personen dat een verblijfsvergunning ontvangt in de komende periode. Voor de tweede helft van 2023 is een taakstelling opgelegd voor het huisvesten van 17.600 statushouders. 

Peildatum van koppeling

De perioden voor de taakstelling bij gemeenten lopen van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot 1 januari. Provincies zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de huisvesting van statushouders. Op 1 juli en 1 januari kijken zij of aan de taakstelling van de voorgaande periode is voldaan. Omdat gemeenten na de koppeling door het COA 3 maanden de tijd hebben om huisvesting voor de statushouder(s) te regelen, zijn 1 april en 1 oktober belangrijke peildata om te zien of het COA voldoende mensen gekoppeld heeft.

Tijdige koppeling belangrijk

Het is belangrijk dat het COA op deze peildata voldoende mensen aan de gemeenten heeft gekoppeld. Zijn er op 1 april of 1 oktober te weinig statushouders gekoppeld, dan kan de gemeente niet volledig voldoen aan de realisatie van de taakstelling. Dit geldt als een verschoonbare reden en de provincie kan dan niet handhaven op achterstanden. Hierdoor moeten statushouders onnodig lang in asielzoekerscentra verblijven.

Verdeling regio’s

Voor het koppelen van statushouders aan gemeenten heeft het COA Nederland opgedeeld in 5 regio’s, met hieraan verbonden opvanglocaties. Doorgaans worden statushouders gekoppeld aan gemeenten waar zij al verblijven. Deze regio’s zijn:

• Groningen, Friesland en Drenthe

• Overijssel en Gelderland

• Flevoland, Utrecht en Noord-Holland

• Zuid-Holland en Zeeland

• Noord-Brabant en Limburg

Regievoerders COA

Per regio zijn bij het COA regievoerders aangesteld die zorgen voor de koppeling van de statushouders aan de gemeente. De regievoerder is dé contactpersoon voor de gemeenten en asielzoekerscentra (azc) in de regio en diverse andere partijen in de uitvoering (gemeenten, provincies en maatschappelijke instanties). Gemeenten kunnen in iedere fase van het proces contact opnemen met regievoerders om uitvoeringsvraagstukken op te lossen.

Screeningsgesprek

Het is voor de integratie en participatie belangrijk dat statushouders zo snel mogelijk een eigen verblijfplaats krijgen. Direct nadat statushouders hun verblijfsvergunning hebben ontvangen, voert een COA-medewerker een huisvestings- en screeningsgesprek met hen Tijdens dit gesprek wordt gevraagd naar bijzonderheden in relatie tot de benodigde huisvesting, de opleiding en de werkervaring in het  land van herkomst. Naast de verblijfplaats van eerstegraads familieleden en medische bijzonderheden zijn dit de ‘harde’ criteria. Daarnaast worden de ambities en het sociale netwerk in kaart gebracht. Ook wel ‘zachte’ criteria genoemd.

COA-medewerker in gesprek met bewoner
© Kick Smeets

Vroege screening kansrijke asielzoekers

Maken asielzoekers een goede kans op een verblijfsvergunning? Dan krijgen zij eerder een screeningsgesprek in de procesopvanglocatie, namelijk al vóór vergunningverlening. Lees het verhaal van programmabegeleider Veronique Eefsting over de voordelen van vroege screening van kansrijke asielzoekers.

Plaatsing in geschikte arbeidsregio

Na het screeningsgesprek kijken we in welk azc we de statushouder het beste kunnen plaatsen. We proberen deze persoon op te vangen in de buurt van de plek waar hij later kan wonen en werken. Dat bevordert zijn integratie en participatie. Daarna koppelt een regievoerder de statushouder binnen circa 2 weken aan de gemeente waar hij het beste kan gaan wonen.

De regievoerder  bepaalt de koppeling niet alleen op basis van criteria van de statushouder, maar houdt ook rekening met de gemeentelijke taakstelling. Hierbij kijkt de regievoerder naar eventuele voor- of achterstanden van de gemeenten op de realisatie van de taakstelling. Daarnaast wordt gekeken naar de lokale woningmarkt; het type woning dat beschikbaar is en de onderlinge afspraken tussen gemeenten.

Herverdeling taakstelling

Soms blijkt dat er in een regio meer statushouders in de asielopvang wonen. Als dat het geval is kunnen opvanglocaties overgezet worden naar een andere regio, waar de behoefte aan statushouders groter is. Ook kan het voor sommige gemeenten moeilijk zijn voldoende huisvesting aan te bieden, door bijvoorbeeld omvangrijke herstructureringsproject binnen de sociale huurwoningvoorraad. Of vanwege noodzakelijke herhuisvesting van bewoners van te slopen of te renoveren woningen. In die gevallen komt er een tijdelijke herverdeling van de taakstelling. Hierbij wordt besloten tot ‘overproductie' in de ene gemeente en ‘onderproductie' in een andere gemeente, om tijdige huisvesting van statushouders mogelijk te maken.

Verplaatsen naar regio

Verblijft de statushouder niet in de regio van de gemeente waaraan die gekoppeld is, dan wordt de statushouder overgeplaatst naar een andere asielzoekerscentrum in de regio van de toekomstige woonplaats. Dit bevordert de integratie en participatie. Na de koppeling heeft de gemeente 10 weken de tijd om huisvesting te regelen en 2 weken om de verhuizing te laten plaatsvinden.

Hotel- en accommodatieregeling (HAR)

Om de druk op de opvangcapaciteit van het COA te verkleinen, is de hotel- en accommodatieregeling (HAR) voor statushouders in het leven geroepen. Statushouders in een azc die op definitieve huisvesting wachten, kunnen via de HAR alvast tijdelijk in hun toekomstige gemeente gaan wonen. Bijvoorbeeld in een hotel of recreatiewoning.

Meer over hotel- en accommodatieregeling

Digitaal klantprofiel

Een goede samenwerking en informatieoverdracht tussen het COA en gemeenten zijn van belang voor een doorlopende inburgeringslijn vanuit de opvang naar de gemeente. Daarom maken de casemanagers voor alle statushouders een digitaal klantprofiel met informatie over opleiding, werkervaring, ambities en deelname aan programma’s en vrijwilligerswerk, dit is onderdeel van het het Programma Voorbereiding op inburgering. Het klantprofiel zetten we in het Taakstellingvolgsysteem (TVS) voor gemeenten.

Samenwerking COA en gemeenten

Een goede samenwerking en informatieoverdracht tussen het COA en gemeenten zijn van belang voor een doorlopende inburgeringslijn vanuit de opvang naar de gemeente. De informatieoverdracht van het COA naar gemeente over een statushouder vindt plaats via het klantprofiel in het Taakstellingvolgsysteem (TVS).

Op initiatief van de gemeente kan een driegesprek plaatsvinden met de statushouder, de casemanager van het COA en de klantmanager van de gemeente. De klantmanager van de gemeente neemt hiervoor contact op met de casemanager.

 

Externe link Lees meer over huisvesting door gemeenten (vng.nl)
Asielzoeker Bha Alsabag logeert bij Marja Hamhuis
© Kick Smeets

Logeerregeling: onderdak bij vrienden, familie of gastgezin

Statushouders die in Nederland bij vrienden, familie of een gastgezin willen verblijven, kunnen gebruikmaken van de logeerregeling. Deelnemers aan deze regeling houden tijdens hun logeerverblijf recht op basisvoorzieningen van het COA.

Meer over de logeerregeling

Alleenstaande minderjarige statushouders

Alleenstaande jongeren tot en met 14 jaar blijven als zij een verblijfsvergunning krijgen in een opvanggezin wonen. Zijn de jongeren 15 jaar en ouder als ze een verblijfsvergunning krijgen? Dan verhuizen ze vanuit de procesopvanglocatie naar een kleinschalige opvangplek van Nidos.

Zodra deze jongeren 18 jaar worden, moet de gemeente passende vervolghuisvesting realiseren. Het is belangrijk dat ze in de omgeving kunnen blijven wonen waar ze inmiddels gewend zijn en sociale contacten hebben.

Huisvesting bij gezinshereniging 

Bij gezinshereniging koppelen we nareizigers zoveel mogelijk aan de gemeente waar de referent woont of gaat wonen. Heeft de referent al woonruimte, dan benadert het COA de gemeente voor een woningcheck. Zo bepalen we of de nareizende familieleden rechtstreeks naar de woonruimte in de gemeente kunnen. Als dat niet zo is, krijgen ze een opvangplek bij het COA en vindt de gezinshereniging daar plaats. Vervolgens koppelen wij de hele familie aan een gemeente.

Gaat het om gezinshereniging van een alleenstaande minderjarige jongere? Dan is het vanwege zijn kwetsbare positie extra belangrijk dat we de hele familie in de gemeente plaatsen waar de jongere verblijft of eerder verbleef. Of in een gemeente in de directe omgeving. Zo behoudt hij zijn sociale netwerk in Nederland.

Asielzoekers krijgen lessen Nederlands in het azc
Taalles in het azc

Wet inburgering 2021

Op 1 januari 2022 is de Wet inburgering 2021 in werking getreden. De gemeenten hebben nu de regie op het inburgeringstraject van een statushouder, vanaf het moment van koppeling aan de gemeente tot aan huisvesting. Voor een succesvolle integratie van statushouders is het belangrijk dat inburgeringsactiviteiten van het azc aansluiten op die van de gemeente.